zondag 10 mei 2020

Koninginnen bij de vleet

Alles draait om de koningin in een bijenvolk, voor een imker is het dan wel prettig als je daar zelf invloed op hebt. Je kunt het ook op zijn beloop laten, want een volk kan zelf een nieuwe koningin 'fabriceren' als het niet tevreden is over de oude (via een zogenaamde 'stille moerwissel'). Op de genetische eigenschappen heb je dan echter niet veel invloed. En in een dichtbevolkt land als Nederland willen we bijvoorbeeld graag zachtaardige bijenvolken die geen overlast geven en die niet te snel gaan zwermen. Dat kan, maar dan moet je zelf aan de slag.

Bij een collega-imker die lid is van de Vereniging van Carnica Imkers (zie de website hier) heb ik vandaag een tiental doppen met larfjes van 1 dag oud opgehaald. Carnica is een bijenras dat bekend staat om zijn zachtaardige karakter en eigenschappen als zwermtraagheid en raatvastheid (ze vliegen niet meteen op als je als imker bezig bent). Deze doppen werden op een lat van een speciaal kastraam gedrukt en dit raam is vandaag tussen andere broedramen gehangen in een sterk 'pleegvolk'. De werkbijen zullen de larfjes voeden met zgn. 'koninginnengelei'' en warm houden, zodat ze uitgroeien tot koninginnen. Tien stuks maar liefst, als alles naar wens gaat. Zulke koninginnen breng je dan groot in kleine kastjes met kweekvolkjes die je bijvoorbeeld aan het eind van het seizoen samenvoegt met een ander volk.

Speciaal raam voor koninginnenteelt, met het rooster aan één kant (het andere rooster wordt later ingeschoven). In de doppen zitten de larfjes. Bij inzoomen is het eerste randje van de aan te bouwen wasdop nu al zichtbaar, op de eerste dag.

Deze kooitjes worden na de eerste vijf dagen rondom de doppen aangebracht, samen met wat honingdeeg zodat de koningin de eerste uren niet verhongert.

Het is hierbij oppassen geblazen want koninginnen zijn strijdbaar. Als de bestaande koningin van het pleegvolk bij de doppen kan komen, zal ze de nieuwe koninginnen doodsteken. Dat is te voorkomen door de broeddoppen binnen koninginnenroosters (zie de foto) te houden: wel toegang voor werkbijen, niet voor de koningin. Maar binnen de roosters kan evengoed de pleuris uitbreken: de eerste koningin die uitloopt zal al haar later uitkomende soortgenoten zonder pardon naar de andere wereld helpen. Dat is weer te voorkomen door na vijf dagen, als alle doppen gesloten zijn, rondom elke dop een eigen kooitje aan te brengen. Ja, het is een secuur werkje en het luistert nauw.

Na elf dagen zullen alle doppen uitgelopen zijn en zit er in elk kooitje een koningin die wordt 'geoogst'. Er gaat een kleurmerkje zodat ze gemakkelijk terug te vinden is en om het geboortejaar aan te duiden. De koninginnen worden dan in kleine volkjes gezet in drieraams kastjes met een raam uitlopend broed en een raam voer/stuifmeel: de bevruchtingsvolkjes. Want... de prille koningin is nu nog onbevrucht en moet eerst nog wel de lucht in om te paren met in de omgeving vliegende darren. Ook weer een vrij hachelijke onderneming (het weer, vogels), wie zei dat het leven eenvoudig was?

Eén vraag die zich opdringt is: hoe weten de werkbijen dat ze koninginnengelei moeten voeren, waarom geven ze geen gewoon voedsel aan deze larfjes zodat er werksters worden geboren? De simpele reden is dat ze gewend zijn dat cellen voor werksters horizontaal staan. Deze (cel)doppen staan verticaal, dat geeft het gewenste signaal. Als de bijen in bijzondere situaties zelf zwermcellen, moerwisseldoppen of 'redcellen' maken, hebben deze ook altijd een verticale positie.