Speuren naar nesten
van wilde honingbijen
Een oud ambacht dat eigenlijk niet meer wordt beoefend is
het speuren naar nesten van wilde bijen. Heel vroeger werd dit gedaan om zo'n
nest uit te halen en de honing te bemachtigen, tegenwoordig is dit vooral een
heel leuke maar amper bekende sport. De fameuze bijenprofessor Thomas Seeley
doet in een in 2016 verschenen boek uit de doeken hoe je dit aanpakt.
De bedoeling is om een zgn. bijenlijn tot stand te brengen tussen
jou als 'bijenjager' en het nest. De bijenjager begint door met een in twee
compartimenten verdeeld kastje (zie de foto) met wat handigheid zo'n 6 tot 10 op
bloemen aanwezige bijen te vangen, die zich in het kastje vervolgens flink
tegoed doen aan de meegebrachte honingraat. Deze bijen worden losgelaten, maken
een oriƫntatievlucht om zich de locatie van deze overvloed aan honing (met
anijsgeur) in te prenten, vliegen terug naar het nest om te lossen en komen (hopelijk)
weer terug. Daarmee ontstaat meteen al een prille bijenlijn, maar veel beter is
het als de enthousiaste bijen in het nest ook nog dansen om de locatie van deze
'free lunch' aan hun nestgenoten kenbaar te maken. Al gauw kan er dan druk vliegverkeer
ontstaan tussen de locatie van de bijenjager en het nest.
Nu gaat het erom gegevens over de bijenlijn te verzamelen: de
jager merkt bijen die honing opnemen met een penseeltje met stippen in
verschillende kleuren en klokt vervolgens hun vertrek- en aankomsttijden. Hij
heeft verder een kompas bij zich en maakt notities over de vliegrichting van de
bijen. Na enige tijd ontstaat zo al enigszins een beeld over de nestlocatie: de
bij met de kortst gemeten vliegtijd geeft de afstand naar het nest aan; het grootste
aantal nabijgelegen, met het kompas gemeten vertrekrichtingen geeft bij
benadering de zoekrichting aan.
Je kunt geluk hebben en met je
bijenlijn meteen al vlakbij het nest zitten, maar als dat niet zo is moet je je
met je spullen (en bijen in het kastje) een aantal keer over de bijenlijn verplaatsen
om dichterbij het nest te komen. Dat kan allerlei moeilijkheden opleveren: een
rivier, snelweg of heuveltop moeten oversteken om (precies) aan de andere kant
verder te gaan, of terechtkomen in een dicht bos waar de bijen eerst omhoog
vliegen en de vliegrichting ineens niet meer zo duidelijk is. Van belang is om
steeds op de bijenlijn te blijven, nog niet zo makkelijk want bijen zijn slim
en kunnen bijvoorbeeld in heuvelachtig gebied afwijken van de rechte lijn om
efficiƫnter te vliegen. Maar deze uitdagingen maken deze sport nu juist zo leuk,
naast de pure natuurbeleving.
Wanneer ben je nu vlakbij het
nest beland? Bijvoorbeeld als de bijen al na ongeveer 2,6 minuten (zie
hierboven) terug zijn, of als de bijenlijn zich na een verplaatsing ineens omkeert
of een heel andere richting aanneemt. Dat kan erop wijzen dat je het nest al
bent gepasseerd of dat het zich links of rechts van je bevindt. En nauwkeuriger
dan tot op zo'n 100 meter nader je met de bijenlijn vaak niet, daarna is meestal
nog flink wat doodgewoon speurwerk nodig om het nest te vinden, hoog in een
boom bijvoorbeeld. Of je kunt (zeker in het dichtbevolkte Nederland) natuurlijk
ook gewoon uitkomen bij de kast van een imker in het veld… Bijen hebben
allerlei nestvoorkeuren die de auteur ook in het boek beschrijft, het helpt als
je daarmee op de hoogte bent. Gevonden? Dan is de hoofdprijs slechts een mooie
foto voor in je logboek, bijvoorbeeld genomen met een drone en een GoPro-camera,
want Seeley benadrukt voor wie het nog niet wist dat wilde bijen van groot
belang zijn voor de genetische diversiteit.
Hoe lang kan zo'n
bijenjacht duren? Geduld is hierbij een schone zaak. Seeley geeft aan dat bijenjagen
het beste verloopt aan het begin en eind van een drachtperiode, als bijen wel
al volop buiten zijn maar nog voldoende gemotiveerd om te dansen voor de
locatie van de bijenjager. De auteur vermeldt gemiddelde waarden over 8 jachten
in het Arnot Forest. Per jacht bleek de totale afstand 650 meter en de
tijdsduur 10,4 uur, doorgebracht over gemiddeld 2,4 dagen. De lengte van elke
verplaatsing over de bijenlijn was 120 meter, de tijdsduur doorgebracht per
verplaatsing 57 minuten. Na het werken met de bijenlijn nam het daadwerkelijke zoeken
naar het nest zelf altijd gemiddeld nog 113 minuten in beslag. Nesten bleken betrekkelijk
talrijk: in het Arnot Forest kwam Seeley uit op een gemiddelde van 1 nest per
vierkante kilometer.
Een prachtig boekje, bijenjagen
lijkt bijna nog leuker dan bijenhouden. In Nederland is de situatie wel heel
anders. Misschien iets voor zomervakanties in dunbevolkte gebieden, dan wel gewoon
om al lezend in je luie stoel mee te beleven.
Following the Wild Bees, Thomas D. Seeley, 2016, Princeton University
Press

Geen opmerkingen:
Een reactie posten